Home
Nieuws
Rechthebbende op uitkering van een levensverzekering bij overlijden
service_icon
Blog
Familie en relatie
Levenstestament
7 min

Rechthebbende op uitkering van een levensverzekering bij overlijden

Deel dit bericht

Bij de uitkering van levensverzekeringen geldt de leer van het zelfstandig recht op uitkering. Wat houdt dat in? De verzekeringnemer wijst bijvoorbeeld zijn echtgenoot, kinderen of erfgenamen als begunstigde aan. De begunstigde krijgt een eigen recht op de uitkering uit de levensverzekering. De uitkering komt uit het vermogen van de verzekeraar en niet uit het vermogen van de verzekeringnemer. Dat betekent dat de verzekeraar moet uitkeren aan de begunstigde. Dit betekent ook dat als de begunstigde de erfenis van de verzekeringnemer verwerpt, hij (nog steeds) recht heeft op de uitkering uit de levensverzekering.

Dit is van belang als de “erfgenamen van de verzekeringnemer” als begunstigden zijn aangewezen. De begunstigde krijgt dan de uitkering omdat hij erfgenaam is. Het maakt niet uit of hij aanspraak op de nalatenschap maakt of die verwerpt.

Wanneer iemand is overleden en een overlijdensrisicoverzekering had, dan keert de verzekeraar een bedrag uit aan de begunstigde. De begunstigde is degene die op de polis wordt genoemd en is aangewezen door de overledene. Deze persoon krijgt de waarde van de verzekering op zijn of haar rekening gestort als de verzekeringnemer komt te overlijden. Bij een standaard begunstiging wordt het geldbedrag uitgekeerd in een vaste volgorde:

  • ben je bent getrouwd of woont je geregistreerd samen? Dan wordt het geld uitgekeerd aan de partner;
  • als er geen partner aanwezig is, wordt er kapitaal overgemaakt aan de kinderen;
  • zijn er geen kinderen, dan kijkt een verzekeraar of er wettelijke erfgenamen zijn.

 

Maar de verzekeringnemer kan ook zelf een begunstigde aanwijzen op de polis.

 

Twee trappen

Onlangs is er een uitspraak gedaan door de Geschillencommissie van het klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) over de vraag wie nu recht had op de verzekeringsuitkering.

Een man had in zijn testament een zogenaamde tweetrapsmaking opgenomen. De tweetrapsmaking hield kort gezegd in de bepaling dat enkel de partner tot erfgenaam werd benoemd (eerste trap) en de twee kinderen pas zouden erven van hun vader op het moment dat zowel de vader als de echtgenote waren overleden (tweede trap), of anders gezegd:

De man had in zijn testament zijn echtgenote tot enig erfgenaam benoemd onder de ontbindende voorwaarde dat ingeval van haar overlijden de kinderen onder opschortende voorwaarden zijn erfgenamen werden. In het testament waren overigens meer situaties dan alleen het overlijden van de man genoemd waaronder de ontbindende en opschortende voorwaarden van toepassing konden zijn.

Naar aanleiding hiervan is een geschil ontstaan tussen de echtgenote en de verzekeraar waarbij de man de levensverzekering had gesloten. In de polis waren de erfgenamen van de man als begunstigden aangewezen. De echtgenote had de verzekeraar gevraagd om de verzekeringsuitkering aan haar over te maken. De verzekeraar vroeg haar vervolgens om een verklaring van erfrecht en weigerde toen de uitkering aan haar over te maken omdat de echtgenote volgens de verzekeraar slechts voor een derde deel begunstigde zou zijn.

De Geschillencommissie Financiële Dienstverlening van het Kifid heeft echter de echtgenote in het gelijk gesteld. Op het polisblad waren de erfgenamen van de verzekeringnemer de begunstigden van de uitkering uit de levensverzekering. De geschillencommissie volgt de verzekeraar in de stelling dat op de levensverzekering de leer van het zelfstandig recht van toepassing is en de uitkering uit de levensverzekering niet tot de nalatenschap behoort, maar de verzekeraar dient bij de uitkering aan de erfgenamen wel uit te gaan van de in het testament opgenomen verdeling.

 

Uitsluitend rechthebbende

Op grond van de tweetrapsmaking werd de echtgenote als uitsluitend rechthebbende aangemerkt, voor zover het door en tegen derden uit te oefenen rechten en rechtsvorderingen betrof. De erflater had in zijn testament immers zijn echtgenote tot enig erfgenaam benoemd onder de ontbindende voorwaarde dat één van de in het testament genoemde situaties zich voordoet en daarom moest de echtgenote dan ook als rechthebbende onder ontbindende voorwaarde worden beschouwd van de vordering die op de verzekeraar was ontstaan.

De verzekeraar diende daarom het gehele verzekerde kapitaal aan de echtgenote uit te keren omdat niet gebleken is dat één van de in het testament genoemde situaties voor het intreden van de ontbindende voorwaarde zich heeft voorgedaan.

Heeft u vragen over testament en begunstiging op de levensverzekering? Wij helpen u graag.